Zaaldiscussie naar aanleiding van de presentatie van het rapport van Gualbert Oude Essink

29 juni, 14:40

Dagvoorzitter Jaap Jepma concludeert, na de presentatie van het nieuwe rapport: “Er gebeurt veel. Het is zaak om de kennis nu in de praktijk te gaan benutten.” Het rapport en de samenkomst vandaag kunnen hopelijk aanzet zijn tot een gezamenlijke langetermijnaanpak. Om de eerste indrukken en ideeën met elkaar te delen, is er nu ruimte voor een zaaldiscussie.

Boven regio uitstijgen
Karst Heringa van Drainage Noord steekt van wal door te vragen welk percentage van de wereldwateren nu precies zoet was; 1% of 3%? 3% van het totale water blijkt zoet, 1% van het totale water is zoet water dat aan de oppervlakte te vinden is. Het wordt toegejuicht dat de heer Heringa, als vertegenwoordiger van het bedrijfsleven, bij de bijeenkomst aanwezig is. Het is belangrijk om dit probleem met alle stakeholders aan te pakken.

De tweede vraagsteller kaart aan dat het terecht is dat ook de economische aspecten van verzilting en zoetwaterbeleid zijn aangestipt. “Veel boeren maken zich zorgen om suboptimale productie.” Vervolgens wordt de regionale aanpak bevraagd. Is het niet nodig om boven de regio uit te stijgen? En bijvoorbeeld niet alleen te kijken naar zoetwaterwinning uit het IJsselmeer, maar ook naar stroomwater in bijvoorbeeld Drenthe. De vraagsteller richt zich tot Gualbert Oude Essink: “Kunnen jouw technieken niet helpen om deze stromen in kaart te brengen?” Mindert de Vries van Deltares sluit zich aan bij deze vraagstelling: “Is het een idee om water in de achterlanden alvast vast te houden?”

Urgentiebesef
Wat is er nodig voor het urgentiebesef? vraagt een volgende deelnemer aan de discussie zich af. Volgens Peter Prins, kennismakelaar Zoet-Zout Noord-Nederland is het project Beter Boeren, Beter Water een goed voorbeeld van een project waarin geleidelijkheid zorgt voor besef van urgentie en motivatie bij boeren. Op lange termijn is het beter om geleidelijk en overkoepelend te denken. Teveel inzoomen, en alleen werken vanuit subsectoren, zorgt later juist voor combinaties van problemen, in plaats van een oplossing.

Businessmodellen en economie zijn volgens een paar laatste sprekers onmisbaar om mee te nemen in de discussie. En directeur van de Waddenacademie Katja Philippart haalt nogmaals aan: de landbouw is niet als enige afhankelijk van zoetwatervoorziening. Neem ook mens (o.a. behoefte aan schoon drinkwater), en natuur mee in de discussie. Zonder zoet water kan de natuur van het Waddengebied, met onder andere haar specifieke zoet- en zoutwaterstromingen, ook niet bestaan.

Kennisagenda om samen gesprek aan te gaan
Peter Prins vervolgt: “Verzilting is nooit een kans, zoals Robert Graveland ons eerder vertelde. Maar gebieden waar verzilting nu al plaats vindt, kunnen we op het moment wel gebruiken in de experimentele sfeer.” Volgens Prins is het vooral belangrijk dat we onder eenzelfde kennisagenda samen het gesprek blijven aangaan.

De eerste aanzet is vandaag gezet. Opdrachtgever Provincie Fryslân is vooralsnog hoofdverantwoordelijke dat deze discussie en het werk daaromheen op gang zullen blijven. Later zal het werk overgenomen worden door een speciaal op te richten stichting.