Zaalgesprek over het goede gesprek

29 juni, 11:55

In het zaalgesprek aan het eind van de ochtend vatte dagvoorzitter Jaap Jepma de ochtend kort samen. Terugkijkend zag de waarschuwing voor de belemmeringen als gevolg van juridisering van Tineke de Vries, die het behalen van doelen in de weg kan zitten. En uit de inleiding van Robert Graveland van HZCP nam hij mee dat de boer een goede buur kan zijn van de natuur en dat meer transparantie daarover nodig is. De boer op de buhne, waaraan het symposium gehoor gaf met het verhaal van Jarno Rietema. Die liet volgens Jepma zien dat niet de hoeveelheid zoetwater de opgave is, maar de verdeling daarvan.

Maar is er dan helemaal geen sprake van spanning, hield Jepma de zaal voor, ook verwijzend naar het kaartje dat Tineke de Vries in haar lezing presenteerde over verzilting langs de kust. Ja, die is er, stelde Graveland, maar die is niet nieuw. Ook in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw speelde dat al. “Zonder struisvogel te willen zijn, denk ik dat er met technische middelen een prima perspectief is voor boeren.”

Op tijd
Klaas Laansma, die zich onder meer voor It Fryske Gea al jaren bezighoudt met de waddenkust wees op het belang van het goede gesprek. “Iedereen hier houdt van de kustzone en wil daar het beste voor. Het gaat over aan de ene kant het werelderfgoed en aan de andere kant het wereldpootgoed. Samen hebben we zoetwater nodig. Maar verzilting heeft wel een heel negatieve lading. We moeten het goede hydrologische gesprek voeren, los van de politiek.” Zijn we daarmee nog op tijd, wilde Jepma van hem weten. “Ja, zeker”, meende Laansma, zonder twijfel.

Vanuit de zaal kwam daarna een vraag aan HZCP, of het bedrijf behalve naar pootaardappelen ook naar zaad kijkt, ook met het oog op de verwachte toename van het aantal klimaatvluchtelingen. Die vraag kon Graveland bevestigend beantwoorden. Het bedrijf is ver met de ontwikkeling en verwacht dat het eerste zaad in 2025 of 2026 aan Afrika kan worden geleverd.

Wat kan er nog met zout?
Is het goed managen van de zoetwaterbeschikbaarheid voldoende? wilde Jepma nog van de deelnemers weten. Ook nu zeker is, dat zout een grotere rol zal gaan spelen. “Een beetje zout kan”, stelde een van hen. “Als ik moet kiezen tussen droogteschade of een keer brak sproeien, kies ik voor het laatste.” Zijn er proefvelden nodig om daarmee te experimenteren? “Ja, meende een deelnemer. Het is goed om te experimenteren en om te kijken wat er nog kan met zout. Die kennis is ook exporteerbaar.” Een vertegenwoordiger van Arcadia wees op de kennis die op dit punt al is vergaard. “Er werd net gevraagd of we nog op tijd zijn, maar het is niet dat we er nu pas mee beginnen. We zijn al tien jaar bezig met deze vraag. Het is goed dat we elkaar hier vandaag weer treffen en met elkaar in gesprek blijven, maar het is ook belangrijk dat het thema breder landt.”

Ligt daar een rol voor de Waddenacademie, wilde Jepma weten van Katje Philippart. Zeker, stelde zij. “Kennis delen is daarvoor belangrijk. Het gaat om een verdelingsvraagstuk. Als je het hebt over een catdog: de dijk bestaat niet onder de grond. Het zout neemt toe, ook achter de dijk. De zeespiegelstijging gaat door. Het is belangrijk om te blijven schetsen waar we het over hebben. Om informatie te blijven delen op basis waarvan goede keuzes kunnen worden gemaakt. Ook als het zoete water wel schaarser wordt.”

Zoetwaterstrategie
Daar is Jarno Rietema het desgevraagd mee eens. Zijn advies zou zijn om kennis te blijven vergaren. Zolang er 800 mm per jaar blijft vallen in dit gebied, zou er volgens hem geen probleem moeten zijn. Maar innovaties zijn wel nodig om meer met het beschikbare water te kunnen doen. “ We kunnen heel veel, als we op tijd weten wat er komt”, wordt daarop vanuit de zaal aangevuld. De klimaatverandering gaat snel. De Waddenkust zit aan het eind van het systeem. Dat betekent dat we voorbereid moeten zijn op minder water.”

De scan van het heel kustgebied, inclusief Duitsland, werd als goed voorbeeld genoemd van de kennisontwikkeling die nodig is om het goede op de goede plekken te kunnen doen. “Er is een zoetwaterstrategie nodig voor de hele kust. Friesland en Groningen gaan het anders verliezen van Noord-Holland en Duitsland, die hoger liggen.” Daarmee was de conclusie van het zaalgesprek dat de zoetwatervoorziening in ieder geval ook een kwestie is van verdeling.